Tekst Lodewijk van Dooren

Het RIVM werkt in de respons op calamiteiten samen met andere organisaties en kennisinstellingen. Eén daarvan is het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). Voor Altijd Alert vertelt Ronald de Groot ons wat het NVIC allemaal doet. 

Portretfoto Ronald de Groot
Ronald de Groot

Ronald de Groot studeerde biologie en begon in 2000 bij het NVIC als informatiespecialist. In 2005 volgde hij de opleiding tot stralingsdeskundige. Niet veel later kwamen daar de chemische incidenten bij en volgde de registratie als toxicoloog. Tot 2011 was het NVIC onderdeel van het RIVM. Het RIVM is voor Ronald dan ook nog steeds vertrouwd. ‘Ik kom er vaak, en ik ben ook secretaris van het Radiologisch en Gezondsheidkundig Expertise Netwerk (RGEN). Dus het voelt alsof we erbij horen’. Destijds was het wel vreemd. ‘We zaten altijd al in het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht vanwege de bij ons werkende artsen. Maar op een dag werden de RIVM-computers weggehaald en kwamen er UMC-computers voor in de plaats. Voor de rest bleef alles hetzelfde’.

130 keer per dag gebeld, per jaar 150.000 bezoekers op de website 

Onze belangrijkste taak is om medische hulpverleners te adviseren in geval van blootstelling van mensen aan allerlei (chemische of radioactieve) stoffen. Wat kunnen ze verwachten, moet iemand naar het ziekenhuis, is therapie noodzakelijk? Daarvoor hebben we een 24-uurs telefoonlijn. We worden heel laagdrempelig gebeld en beantwoorden veel verschillende vragen. Je kunt het zo gek niet bedenken. Kindjes die tabletjes in nemen van opa of oma of een paar besjes van een plant opeten. En natuurlijk van alles uit het spreekwoordelijke keukenkastje. 
Je kunt voorlichten wat je wilt, maar er zijn steeds weer nieuwe ouders met jonge kinderen. En een ongeluk zit in een klein hoekje. Daarnaast wordt het NVIC ook gebeld na een overdosis drugs, pogingen tot zelfdoding en na ongevallen bij het werken met gevaarlijke stoffen. Naast de telefoondienst hebben we ook de website Vergiftigingen.info. Die wordt per jaar zo’n 150.000 keer geraadpleegd door artsen. Er is veel behoefte aan informatie. 

Signaleren van trends 

Alle meldingen die we krijgen worden geregistreerd en interessante gevallen bespreken we dagelijks. Nieuwe trends of gevaarlijke producten pikken we er snel uit. Tijdens de coronapandemie zagen we bijvoorbeeld de vragen over desinfecterende handgels toenemen. Als het meer in huis is, gebeuren er ook meer ongelukken mee. In de meeste gevallen kon het niet zoveel kwaad. Een likje handgel, een slokje uit een fles, dat kun je thuis afwachten. Natuurlijk wel met de goede instructies om de arts te bellen als een kindje bijvoorbeeld suf wordt. De vele meldingen geven een goed beeld van wat er in het land speelt. De laatste jaren valt bijvoorbeeld op dat het aantal meldingen over het recreatief gebruik van lachgas toeneemt. Met soms ernstige gevolgen voor de gezondheid bij langdurig gebruik. Ook zien wij een toename in het aantal pogingen tot zelfdoding onder tieners. We rapporteren dergelijke zorgwekkende trends in onze Jaaroverzichten en ad hoc aan de verantwoordelijke overheidsinstanties.

Samenwerking in CET-md en RGEN 

Als NVIC hebben we veel contact met het RIVM. Het NVIC is één van de kennisinstituten binnen het CET-md (Crisis Expert Team milieu en drinkwater). Daarin adviseren we over gezondheidskundige aspecten. Mijn collega Arjen Koppen draait mee in het team van procesmanagers van het CET-md. Het CET-md wordt maar enkele keren per jaar geactiveerd. Toch hebben we ook buiten de grote incidenten om regelmatig contact. Tijdens kleine incidenten, netwerkmomenten en oefeningen. En we houden elkaar met een appgroep op de hoogte. Als er een incident is, dan is de brandweer vaak betrokken en wordt de MOD geïnformeerd. De coördinator MOD en het NVIC wisselen tijdens een incident gegevens uit, bijvoorbeeld over de betrokken stoffen en over personen die in contact zijn geweest met de gevaarlijke stof(fen). 

Aan de kant van de ongevalsorganisatie straling is het wat rustiger en zijn we vooral bezig met oefening en voorbereiding. Zelf ben ik secretaris in het RGEN (Radiologisch en Gezondheidskundig Expertise Netwerk). Vorig jaar is het RGEN 10 dagen actief geweest in verband met de oorlog in Oekraïne, omdat de situatie rond de kerncentrales van Zaporizja en Tsjernobyl onrustig was. We hebben toen om de dag situatierapporten gemaakt. Mocht er iets gebeuren dan kon (en kan nog steeds) de situatie snel in kaart worden gebracht. Dat werkte heel goed en was heel interessant.  

Volwaardig meedraaien in netwerken

Het NVIC is met zo’n 40 medewerkers niet heel groot. Aan de telefoon werken 17 collega’s in roosterdienst. Ook hebben we een groep literatuuronderzoekers. Zij houden de ontwikkelingen bij en verwerken de actuele informatie in onze database. De database wordt zowel aan de telefoon als voor de website gebruikt. Een aantal onderzoekers zijn ook calamiteitenwacht, zij kunnen de behandeling van een incident overnemen van de informatiespecialist. Er is ook 24/7 een medisch specialist beschikbaar voor overleg bij complexe vragen.  
Ondanks dat we een kleine organisatie zijn, draaien we wel volwaardig mee in onze netwerken. Dat vinden we belangrijk en is goed voor ons netwerk. 

Project versterking samenwerking NVIC GAGS en MOD

De samenwerking met de MOD en de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) is daarvan een goed voorbeeld. Recent zijn er enkele bijeenkomsten geweest om deze samenwerking te versterken. ‘Op welk punt versterking nodig is? Nou ik denk dat de samenwerking wel goed gaat, maar het is altijd goed elkaar te ontmoeten. In alle teams zijn wisselingen en het is goed om elkaar ook in de ‘koude fase’ al eens ontmoet te hebben. Dat communiceert makkelijker als de druk er op staat’. 
We weten wat we aan elkaar hebben en weten elkaar te vinden. Iedereen heeft een eigen rol en we hebben met zowel MOD als GAGS goed contact. Wij kijken naar de acute situatie en adviseren over medisch handelen. MOD-toxicologen kijken meer naar langetermijneffecten. De GAGS doet de lokale afstemming met onder meer ziekenhuizen en ambulancediensten, en adviseert over zaken als decontaminatie. Momenteel trekken we ook samen op om de aanpak van CBRN-incidenten in ziekenhuizen meer proportioneel te krijgen, vooral op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s). Vaak is er bezorgdheid bij medische hulpverleners over hun eigen veiligheid tijdens de behandeling van een chemisch besmette patiënt. De patiënt vormt echter geen groot risico voor hulpverleners.

Is de GAGS eenmaal betrokken dan neemt deze vaak wel contact op met het NVIC. Wat zijn de gezondheidseffecten van de stof(fen), waar moeten we op letten? Wat kunnen de klachten zijn? Welke behandeling is nodig? Dat soort dingen stemmen we af. 

Middel X en onnodige onrust

Ongeveer een kwart van de telefoontjes die het NVIC krijgt, gaan over intentionele overdoseringen. Het is de taak van het NVIC om bij een incident de vertaalslag te maken naar de medische praktijk. Maar vaak ontstaat onrust die niet nodig is. Want de giftigheid van een stof is wat anders dan het risico op vergiftiging. Neem bijvoorbeeld dat zelfdodingsmiddel. Voor de persoon die het inneemt is het vaak dodelijk, maar wat is het risico voor mensen die de patiënt moeten behandelen of het huis moeten betreden? Dat soort vragen roept onzekerheid op. De stof is wel giftig, maar om gevaarlijk te zijn moet er veel opstuiven. En dat gebeurt in deze situatie niet snel. Een thuissituatie kan dus gewoon betreden worden. Bij sommige zelfdodingspoeders kan na inname gas worden gevormd in de maag waar een beperkte hoeveelheid van kan vrijkomen. Het risico voor bijvoorbeeld hulpverleners of ziekhuismedewerkers is klein zolang direct huidcontact vermeden wordt. In overleg met de GAGS hebben we daarvoor een informatieblad gemaakt.  

Gifslangen, paddenstoelen en nicotinezakjes 

Veel mensen weten misschien niet dat we met het RIVM ook samenwerken op het gebied van antisera en antidota. Het NVIC stelt daarvoor de indicatie. Het RIVM verzorgt de inkoop, opslag en uitgifte. Er zijn antisera voor de behandeling van beten en steken door giftige dieren. En antidota voor de behandeling van specifieke vergiftigingen. Ook is er medicatie die ervoor kan zorgen dat bepaalde radionucliden en chemische stoffen het lichaam sneller verlaten. Het komt niet vaak voor, maar in het najaar krijgen we meer meldingen van vergiftigingen door paddenstoelen waarvoor soms een antidotum kan worden gegeven.  

Zo heeft ook elk seizoen weer zijn eigen vergiftigingen. En elke rage weer zijn eigen risico’s. Je moet dus minstens een jaar bij het NVIC werken om alles mee te maken. En dan nog blijven er nieuwe producten voorbijkomen. Zoals vapes en nicotinezakjes die razend populair zijn onder jongeren en waar de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) allerlei maatregelen tegen heeft genomen om een nieuwe generatie nicotine-verslaafden te voorkomen. Zo wordt er elke keer weer iets nieuws bedacht en blijven we ook bij het NVIC “Altijd Alert”.